De populairste Engelse woorden 301 - 350

 0    50 adatlap    Engnl1000
letöltés mp3 Nyomtatás játszik ellenőrizze magát
 
kérdés válasz
to start
I will start studying tomorrow.
kezdjen tanulni
beginnen
Ik zal morgen met studeren beginnen.
took
Past simple van "to take"
She took my hand.
kezdjen tanulni
nam, namen
Ze nam mijn hand.
pretty
It's pretty complicated.
kezdjen tanulni
tamelijk
ook: "mooi"
Het is tamelijk gecompliceerd.
gone
Past participle van "to go"
He has gone home.
kezdjen tanulni
gegaan
Hij is naar huis gegaan.
called
Past simple van "to call"
I called you two days ago.
kezdjen tanulni
belde, belden
Ik belde je twee dagen geleden.
idea
It's a fantastic idea.
kezdjen tanulni
het idee
Het is een fantastisch idee.
since
I've been swimming since I was 5.
kezdjen tanulni
sinds
Ik zwem sinds ik 5 jaar oud was.
to watch
I like watching TV.
kezdjen tanulni
kijken
Ik kijk graag naar de televisie.
to turn
Don't forget to turn right.
kezdjen tanulni
afslaan
Vergeet niet rechts af te slaan.
to hope
I hope you will come.
kezdjen tanulni
hopen
Ik hoop dat je komt.
year
There are fifty-two weeks in a year.
kezdjen tanulni
hat jaar
Er zijn 52 weken in één jaar.
to guess
Guess what I bought you.
kezdjen tanulni
raden
Raad wat ik je heb gekocht.
to end
I thought the film would never end.
kezdjen tanulni
aflopen
Ik dacht dat de film nooit zou aflopen.
couldn't
could + not
I couldn't do anything.
kezdjen tanulni
kon niet, konden niet
Ik kon niets doen.
to sit
Sit down, please.
kezdjen tanulni
zitten
Ga zitten, alsjeblieft.
beautiful
You're such a beautiful girl.
kezdjen tanulni
mooi
Je bent zo'n mooi meisje.
hard
It's hard to say goodbye.
kezdjen tanulni
hard, moeilijk
Het is moeilijk afscheid te nemen.
says
he, she, it
She says you should call her.
kezdjen tanulni
zegt
Ze zegt dat je haar moet bellen.
hand
My hands are bigger than my brother's.
kezdjen tanulni
de hand
Mijn handen zijn groter dan die van mijn broer.
bit
Just a little bit.
kezdjen tanulni
het beetje
Maar een beetje.
school
I hate school.
kezdjen tanulni
de school
Ik haat de school.
both
Both my brothers are lawyers.
kezdjen tanulni
beide, allebei
Mijn beide broers zijn advocaten.
to worry
Don't worry about me.
kezdjen tanulni
zich zorgen maken
Maak je geen zorgen over mij.
minute
Wait a minute.
kezdjen tanulni
de minuut
Wacht een minuut.
true
I don't think it's true.
kezdjen tanulni
waar
Ik geloof niet dat het waar is.
friends
I'm not good at making friends.
kezdjen tanulni
vrienden
Ik ben niet goed in vrienden maken.
to face
You have to face the problems.
kezdjen tanulni
onder ogen zien
Je moet de problemen onder ogen zien.
soon
Soon I will become a doctor.
kezdjen tanulni
binnenkort
Ik zal dokter binnenkort worden.
lost
Past simple en past participle van "to lose"
I lost my wallet.
kezdjen tanulni
verloor, verloren
of "hebben verloren"
Ik heb mijn portefeuille verloren.
to forget
Don't forget your bag!
kezdjen tanulni
vergeten
Vergeet niet jouw tas!
bye
Bye bye!
kezdjen tanulni
doei
Doei!
young
We won't be young forever.
kezdjen tanulni
jong
Wij zullen niet voor altijd jong zijn.
business
Every business should be profitable.
kezdjen tanulni
het bedrijf
Ieder bedrijf moet winstgevend zijn.
five
I'd like five tomatoes.
kezdjen tanulni
fijf
Ik wil graag fijf tomaten.
killed
Past simple en past participle van "to kill"
He was killed in a car accident.
kezdjen tanulni
gedood
ook: "doodde", "doodden"
Hij werd in een ongeluk gedood.
heart
My heart is beating very fast.
kezdjen tanulni
het hart
Mijn hart klopt erg snel.
few
I have a few questions.
kezdjen tanulni
een paar, enkel
Ik heb een paar vragen.
problem
No problem.
kezdjen tanulni
het probleem
Geen probleem.
wants
he, she, it
She wants to marry me.
kezdjen tanulni
wil
Ze wil met mij trouwen.
later
I'll call you later.
kezdjen tanulni
later
Ik bel je later.
to eat
Would you like to eat something?
kezdjen tanulni
eten
Wil jij iets eten?
everyone
of "everybody"
There is enough room for everyone.
kezdjen tanulni
allen, iedereen
Er is genoeg ruimte voor allen.
to drink
What do you want to drink?
kezdjen tanulni
drinken
Wat wil je drinken?
ago
He left ten minutes ago.
kezdjen tanulni
geleden
Hij ging tien minuten geleden weg.
to shut
Shut the door!
kezdjen tanulni
sluiten, dichtdoen
Doe de deur dicht!
to pay
We need to pay the bills.
kezdjen tanulni
betalen
We moeten de rekeningen betalen.
police
Somebody call the police!
kezdjen tanulni
de politie
Iemand roep de politie!
everybody
of "everyone"
Why is everybody looking at me?
kezdjen tanulni
iedereen, allen
Waarom kijken allen naar mij?
each
Each person has his own problems.
kezdjen tanulni
elk
Elke persoon heeft zijn eigen problemen.
water
Can I have some water?
kezdjen tanulni
het water
Mag ik wat water?

Kommentár közzétételéhez be kell jelentkeznie.